Dit opiniestuk is verschenen in de krant De Morgen
Het zijn barre tijden voor de volksfeesten. Feest in het Park in Oudenaarde is er na hun twintigste editie mee gestopt en midden deze week kwam het nieuws dat de kermis Tomorrowworld in Amerika er al na de derde editie de brui aan geeft. Allemaal relatief jonge kermissen die het door de harde economische wet van vraag en aanbod moeten laten afweten.
Bovenop al deze rampspoed komt nu nog dat nieuws dat de Gentse schepen van Feesten, Christophe Peeters, de Halfvastenfoor wil vernieuwen. De schepen vindt dan wel dat een foor zonder oliebollen ondenkbaar is, maar het aanbod moet wel diverser, en misschien moet er wel plaats komen voor een veggiekraam. Verder vernieuwend verklaart Peeters de oorlog aan de lunaparken. Nu blijkt er 1 op de 6 (!) standplaatsen bezet te zijn met zo’n blingbling-onding. Uiteraard lokken al deze bedenkingen op hun beurt weer heftige reacties uit van de foorkramers zelf. Ze hebben op woensdagavond, bij wijze van protest, zelfs hun kermis gesloten! Niet dat veel mensen, buiten dan de foorkramers zelf misschien, daar het slapen hebben voor gelaten.

Bling Bling op de kermis!
Ik vrees trouwens, beste foorkramers, dat Christophe Peeters dik gelijk heeft. Als jullie binnenkort niet zelf al die smoutebollen en frieten en wafels willen opeten, als enige klanten aan jullie kramen, dan zouden jullie best eens diep in de eigen kermisboezem rondkijken. Sommige klassiekers kan je zeker behouden: niets leuker dan samen pijpjes te schieten op de kermis, of om met de klein mannen eendjes te vangen. Daar houden wij, ouders en grootouders, allemaal zelf warme verbindende kermisherinneringen aan over. Maar binnen die lunaparken, vol geldverslindende grijpkasten, valt er nauwelijks iets samen te beleven. Je ziet er kinderen gebiologeerd staan graaien naar die toch wel hopeloos te zware SpongeBobben of Minions.
De foorkramers draaien net iets teveel in hun eigen wereldje rond, en schermen bij elk protest met banenverlies, terwijl ze beter zouden schermen met hun, ergens binnen de commercie verloren, bestaansrecht. Hun bestaansrecht is zorgen voor verrassend, levendig en meer nog, verbindend entertainment. Net als (stads)festivals zich constant moeten heruitvinden om te kunnen overleven, zouden kermissen dat ook moeten doen. Een stad of gemeente moet misschien wel durven een vernieuwingsquotum opleggen aan de bestaande kermissen. Daarbij gaat het zeker niet alleen om het plaatsen van nog grotere en meer adrenaline-opwekkende attracties. Daar zijn de Bobbejaanlanden en Eftelingen van deze wereld best wel goed in geworden. Nee, de toekomst van de kermissen ligt veel meer in het creatief terugvinden van hun voornaamste taak: verbinden van mensen.
Op Graspop staat er een uiterst succesvol eendjeskraam, met de sprekende naam ‘Ducks of Thrash’, en er staan botsauto’s. Misschien kunnen ze op hun beurt in dat eendjeskraam op de kermis een ticket laten winnen voor Graspop, of op de Halfvastenfoor een ticket voor de komende voetbalwedstrijd van de Buffalo’s of voor dat ander aankomend en best wel vernieuwend stadsfestival: Floraliën.
Een kermis heeft het voorrecht om binnen alle grote en kleine steden en gemeenten mooie openbare pleinen dagenlang in te mogen nemen. Dat voorrecht moeten ze verdienen en als de gewenste vernieuwing niet in hun kraam past dan is hun spel gespeeld en is hun beurt voorbij.
This post is also available in: Engels